Geschiedenis van Psilocybine
Psilocybine is een psychoactieve stof dat je vindt in bijvoorbeeld paddo’s en magische truffels. De magische paddenstoelen worden al minstens 10.000 jaar gebruikt door inheemse volkeren over de hele wereld.
Ze groeien in het wild en ontdekt door verschillende inheemse volkeren en ingezet als heilig ritueel, voor genezing, gebed en visionaire gaven. Deze rituelen vind je terug op oude rotstekeningen in Algerije, Zuid- Amerika en Spanje.
In Algerije zien we tot zo’n 7000 tot 9000 jaar oude rotstekeningen waarop ceremonies met paddo’s zijn afgebeeld. Ook in Zuid-Amerika bij de inheemse Azteken wordt er veel bewijs gevonden van het gebruik van de magische paddenstoelen.”
Op rotstekeningen maar ook het standbeeld van Xochipilli, ook wel bekend als “de bloemen prins “.De bloemenprins zit op zijn troon omringd door vele psychoactieve planten en paddenstoelen. Door de Azteken werd hij gezien als een god van creativiteit, liefde, Kunst, zang en dans.
Je kunt hieruit opmaken dat de Azteken psychoactieve planten en paddenstoelen als positief en opwekkend gebeuren zagen.
Ook bij opgravingen in Mexico en Guatemala zijn er honderden beeldjes gevonden in de vorm van paddenstoelen.
In de oorspronkelijke taal heten de paddenstoelen daar “het vlees van de goden” (teonanácatl). Het gebruik is voor de Spanjaarden lang geheim gehouden, want de Spanjaarden vonden dat er maar één god vereerd mocht worden, de god van het rooms katholieke geloof.
Europa ontdekt de paddo’s pas veel later (16e eeuw) door een Spaanse priester Bernadino die als missionaris vertrok naar Zuid-Amerika. Hij was daar getuige hoe de inheemse bevolking de paddenstoelen aten en vervolgens dansten en zongen en op verschillende manieren hun emoties uiten.
Wat hij eruit opmaakte was dat de bevolking tijdens dit gebruik zich prima vermaakten, maar het duurde toch nog wel vele jaren voordat de westerlingen deze mysterieuze psychoactieve paddenstoelen tot zich durfden te nemen. Verschillende bronnen schreven over het gebruik van de paddenstoelen als bewijs van de primitieve aard van de inheemse indianen in de 16e eeuw, maar zonder wetenschappelijk bewijs. Ondanks de verering en het gebruik van de paddenstoelen, die door de Spanjaarden verboden werden, bleven de indianen het stiekem gebruiken.
Het gevolg dat de paddenstoel nog 4 eeuwen werden doodgezwegen en zo ook het bestaan in de wetenschappelijke literatuur.
De Amerikaanse plantenkunde student Schultes geloofde niets van het verhaal en wist uit eigen ervaring hoe groot de plantenkennis van de indianen was. In 1938 nam hij de paddenstoelen mee terug naar zijn universiteit om deze te identificeren. Pas in de jaren 60 werden psilocybine gepopulariseerd als reactieve drug, na een publicatie in een bekend blad (1955) van entomoloog R. Gordon Wasson.
Hij was afgereisd naar het zuiden van Mexico om een Mazateekse curandera Mari Sabina (genezeres, medicijnvrouw) te ontmoeten.
Maria Sabina was de eerste sjamaan die westerlingen liet meedoen aan de velada, een Mazateeks reinigingsritueel met behulp van de psilocybe paddenstoelen.
Maria Sabina ook wel de moeder van de gewijde paddenstoelen genoemd. Ze was niet op zoek naar roem of erop uit de wereld te overtuigen van het nut van geestverruimende middelen.
Haar geneespraktijk was gebaseerd op het gebruik van diverse soorten psilocybe paddenstoelen, en in haar omgeving werd zij gezien als “sabia” (de wijze) en beoefende geneeskunsten. Voor haar bereidheid kennis te laten maken met de geneeskrachtige paddenstoelen moest zij een hoge prijs betalen.
Toeristen die alleen kwamen voor het ervaren van een geestverruimend middel, en haar zuivere bedoelingen om de paddenstoelen in te zetten voor genezing werden niet helemaal begrepen.